Zuidbroek: een dorpje in Oost-Groningen met een kleine vierduizend inwoners. Zo'n
duizend jaar geleden ontstaan op een zandrug in het veen. In de zeventiende eeuw
werd hier het Winschoterdiep gegraven. Hierdoor verlegde het centrum van het dorp
zich van de omgeving van de middeleeuwse Petruskerk (ten noorden van de huidige A7)
naar de oevers van het nieuwe scheepvaartkanaal. De aanwezigheid van het water, een
sluis met brug en het drukke scheepvaartverkeer uit de Veenkoloniën gaven Zuidbroek
een belangrijke impuls. Handel en nijverheid vonden hier een geschikte vestigingsplaats,
en getuige het later in Zuidbroek gevestigde kantongerecht en het belastingkantoor
werd het dorp ook in bestuurlijke zin het middelpunt van een veel grotere omgeving.
De bebouwing langs het Winschoterdiep vormde eeuwenlang een weerslag van de economische
dynamiek van Zuidbroek. Huizen van kooplieden en notabelen stonden temidden van de
woningen en werkplaatsen van ambachtslieden en winkeliers, en enkele logementen boden
de reizigers om te vernachten.
Zuidbroek was een geschikte halteplaats, omdat het op ongeveer een dagreis per trekschuit
van zowel Groningen als van Winschoten af lag.
Evenals Noordbroek was Zuidbroek een belangrijk Oldambtster middeleeuws dorp en centrum
van bestuur en rechtspraak. Het dorp had een versterkt huis (stins –borg) waar het
hoofdelingen geslacht Gockinga woonde. Deze borg stond in Uiterburen. Ten noorden
van de A7. Het dorp had een oudere versie op de plek ten Noorden van Uiterburen,
maar verplaatste zich vanaf de 15e eeuw. Door de planmatige exploitatie van de venen
(Hoogezand –Sappemeer- Veendam-Wildervank) in de 17e eeuw en de aanleg van kanalen
zoals het Winschoterdiep werd Zuidbroek ook een centrum voor vervoer en handel. Het
centrum van het dorp verplaatste zich van rondom de kerk naar rondom het Winschoterdiep.
De latere ontsluiting door de aanleg van een spoorlijn versterkte deze ontwikkeling.
Het dorp Zuidbroek bestaat dus eigenlijk uit een middeleeuws Oldambtster deel en
een veenkoloniaal deel van af 1628, dat laatste is het deel rond het Winschoter diep
en het Muntendammerdiep. De grootschalige vervening richting Tripscompagnie werd
vanaf 1648 ter hand genomen.